Hij moest en zou naar Vietnam: het ouderwetse plichtsbesef van John Kerry (1943)

Zonder hulp van Vietnam-veteranen was de politieke carrière van John Kerry waarschijnlijk niet van de grond gekomen. In 1984 streed Kerry, nu de grootste kanshebber om de Democratische presidentskandidaat tegenover George Bush te worden, om een zetel in de Senaat.

Zijn tegenstander in de Democratische voorverkiezingen in Massachusetts was James Shannon. Shannon verweet Kerry dat deze zich na zijn terugkeer als militair uit Vietnam tegen het conflict in Zuidoost-Azië had gekeerd. Eerst meedoen aan een oorlog, dan protesteren tegen die oorlog; Shannon vond het maar hypocriet.

Het was niet de 1e keer dat Kerry werd geconfronteerd met zijn verleden als VVAW-er, Vietnam Veteran Against the War. Hij reageerde op karakteristieke wijze. Niet in de tegenaanval gaan, maar eisen dat de tegenstander zijn excuses aanbiedt. Shannon weigerde, met de woorden: That dog won’t hunt. (Vrij vertaald: die vlieger gaat niet op.) Voordat Kerry zich kon beraden op een tegenzet, kwamen oud-strijders die met hem in Vietnam hadden gevochten in actie. Onder de geuzennaam doghunters zetten ze zich in voor Kerry. Mede dankzij hun steun won hij de voorverkiezingen.

Sindsdien kan Kerry in elke campagne op de steun van deze sympathisanten rekenen. Ook tijdens de huidige Democratische voorverkiezingen voor het presidentschap spelen ze weer een prominente rol. De van nature afstandelijke Kerry betrekt ze bij zijn redevoeringen, waardoor hij een wat meer volkse indruk maakt. Ze vormen bovendien het symbolische schild dat Kerry als Democratische koploper beschermt tegen Republikeinse aanvallen op zijn verleden van vredesduif. En ze verlenen hem het aura van potentiële commander-in-chief, waar hij dankbaar gebruik van maakt. In Vietnam vertrouwden ze hem als commandant van een rivierboot in de Mekong-delta; nu geven ze hem hun zegen in de strijd tegen ‘oorlogspresident’ George Bush.

Dat Vietnam-veteranen een band of brothers zijn, die hetzelfde respect verdienen als hun voorgangers in andere oorlogen, dat is het thema van Tour of Duty van historicus Douglas Brinkley. Het boek is vooral een lofzang op de Vietnam-avonturen van Kerry en de soldaten die het geluk hadden hem als hun commandant te treffen. Het leest als een Kameleon-avontuur voor volwassenen, met een held tegen wil en dank als hoofdpersoon.

Kerry, is de strekking van Brinkleys lofzang, is weliswaar een progressieve Democraat, maar allesbehalve het spreekwoordelijke softe kasplantje dat Republikeinen nu al een kwart eeuw van deze politieke soort maken. James Wasser, 1 van Kerry’s ondergeschikten op de militaire patrouilleboot PCF-44, noemt hem in Tour of Duty ‘tough, tough, tough.’ De zelfverklaarde communistenhater Wasser moet weliswaar niets hebben van Kerry’s latere anti-oorlogsactiviteiten, maar over een ding wil hij geen misverstand laten bestaan: In Vietnam zorgde Kerry uitstekend voor zijn manschappen. Hij was ‘een geweldige leider’. Boodschap: je hoeft het niet met Kerry’s oorlogsprotesten eens te zijn of met zijn latere progressieve standpunten als senator, om hem desondanks je vertrouwen te schenken als potentieel president in de wereld na 11 september 2001.

Tour of Duty heeft de pretentie meer te zijn dan de doorsnee campagne-biografie. Dat is zowel terecht als misleidend. Terecht omdat Brinkley werk heeft gemaakt van het boek, dat een indringend beeld schetst van Kerry’s oorlogsavonturen. Misleidend omdat deze biografie wel degelijk tot doel heeft de kandidaat te steunen in zijn campagne.

Tour of Duty heeft dezelfde functie als Profiles in Courage (1956) destijds bij de toenmalige senator (en politiek voorbeeld van Kerry) John Kennedy: het beoogt een streep te zetten onder het verleden. Kennedy wilde destijds af van zijn imago als intellectueel lichtgewicht; Kerry hoopt zich bijtijds te ontdoen van zijn aura als vredesduif. Wil hij in november een kans maken tegen Bush – die over miljoenen meer campagnegeld beschikt dan zal het dodelijke beeld van Kerry als een ‘Jane Fonda-achtige anti-oorlogs-liberal’ (aldus Republikeinse stokebrand Newt Gingrich) in het onderbewustzijn van de kiezer moeten zijn weggewist.

Ja, Kerry demonstreerde tegen de oorlog. Sterker: uit deze biografie blijkt dat hij al vanaf zijn studiejaren op Yale bedenkingen had tegen de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam. Maar hij achtte het zijn plicht als patriot om zich desondanks bij het leger aan te melden, zoals gebruikelijk in zijn elitaire WASP-kringen, de burgerlijke kringen van de ‘White Anglo-Saxon Protestants’. Hij zocht Vietnam op in plaats van het te ontlopen, zoals de sunshine soldier George Bush junior.

Kerry, aldus Brinkley, had ‘een wetenschappelijke benadering’ van de oorlog. Hij was een gemotiveerde marine-officier, maar bewaarde afstand tot het krijgsbedrijf. ‘Hij bleef zichzelf en ging niet op in het militaire systeem’, schrijft Brinkley met nauw verholen bewondering. Daarin heeft hij ongetwijfeld gelijk. Kerry was een anachronisme: een intellectueel in uniform. ‘Vietnam was een kolkende nachtmerrie van verwrongen anekdotes en failliete theorieën en marsorders toen ik er in november 1968 aankwam’, zei hij na zijn terugkeer. Niet veel veteranen zullen het hem hebben nagezegd.

Begraven in Tour of Duty is het portret van een boeiende man, die een groot deel van zijn jeugd in Europa doorbracht. Kerry’s vader was diplomaat; zijn moeder een Forbes, wier vader New-England had verruild voor Groot-Brittannië en Frankrijk. John Kerry is een product van Europese en Amerikaanse elite-kostscholen: intelligent, gereserveerd en enigszins hautain. Hij combineerde een passie voor sport (ijshockey, zeilen, surfen, vliegen) met een even grote liefde voor literatuur. Hij kende John Kennedy niet uit de krant of van de televisie, maar omdat hij met hem ging zeilen.

Senator Edward Kennedy is 1 van zijn belangrijkste campagneadviseurs. Met de Kennedy’s deelt hij het verlangen het noodlot te tarten: zijn Zilveren Ster voor betoonde moed in de strijd verdiende hij door met zijn boot recht op schietende Vietcong-guerrillastrijders af te stomen en de verbijsterde vijand daarna zelfs op de wal te achtervolgen.

Zijn favoriete film in zijn jeugd was Scaramouche, het verhaal van een schuinsmarcheerder tijdens de Franse Revolutie die volgens New York Times verslaggever Todd Purdum ‘dacht dat de wereld gek was geworden’. Dat is tevens de indruk die achterblijft na lezing van Tour of Duty: Kerry laveert zijn hele leven al tussen een puriteins plichtsbesef en de wetenschap dat dit hem van het ene naar de andere openbare gekte voert.

Hij moest en zou naar Vietnam; hij moest en zou aan deze campagne deelnemen. ‘Bring It On!’, schreeuwt hij tijdens campagne optredens. Bush tegen Kerry; het wordt een adembenemende strijd. – NRC Handelsblad [20.02.04]