Roman zonder Titel: Duong geeft Vietnamese soldaat een menselijk gezicht

Vorige week stond het in de krant: een berichtje van nog geen 100 woorden. 20 jaar na het einde van de Vietnam-oorlog heeft de regering in Hanoi eindelijk de officiële verliescijfers bekendgemaakt. In totaal sneuvelden 1,1 miljoen Noordvietnamese- en Vietcongstrijders, en raakten er 600.000 gewond. 300.000 staan nog altijd als vermist te boek.

Onder de burgerbevolking vielen 2 miljoen doden, en raakten ongeveer evenveel mensen gewond. 50.000 kinderen kwamen misvormd ter wereld, als gevolg van het Amerikaanse ontbladeringsmiddel Agent Orange.

Het zijn kille getallen maar sprekend genoeg. Sinds 1975 zijn het vooral Amerikaanse schrijvers en filmers geweest die de gruwelen van de Vietnam-oorlog – die 58.000 GI’s het leven kostte – in woord en beeld hebben uitgedrukt. Uiteraard werd de oorlog door hen vanuit Amerikaans perspectief belicht, wat ondanks de veelal oprechte bedoelingen toch een onvermijdelijke eenzijdigheid met zich meebracht.

De laatste jaren is echter ook vanuit Vietnam een stroom boeken over het onderwerp op gang gekomen. Daarvan is inmiddels een aantal in het Nederlands vertaald, zoals Blind Paradijs van Duong Thu Huong en Het Verdriet van Vietnam van Bao Dai, terwijl volgende maand Tijgerhart van Nguyen Huy Thiep uitkomt.

Het opmerkelijke aan deze boeken is dat de betrokkenheid van de personages bij de oorlog weliswaar een totaal andere is, maar dat ze dezelfde sfeer van teleurstelling, desillusie en cynisme ademen, die we uit de Amerikaanse boeken en films kennen. Daarnaast is hun belangrijke verdienste dat ze afrekenen met het eendimensionale en racistische beeld van de ondoordringbare, schijnbaar emotieloze spleetoog, die 1 is met de jungle en op de meest onverwachte momenten wreed toeslaat.

Dank zij de boeken van Duong, Bao en Nguyen hebben de Vietnamese soldaten en burgers een menselijk gezicht gekregen. Maar ook bij hen behoudt de oorlog zijn onmenselijke tronie.

Na Blind paradijs is Roman zonder Titel de 2e roman van Duong Thu Huong die in het Nederlands verschijnt, vertaald vanuit het Frans dat door de auteur is aangewezen als brontaal voor uitgaven in de Europese talen. Blind paradijs speelt in de periode van vlak na de oorlog, toen het communistische bewind bezig was op de puinhopen van 10-tallen jaren van Frans en Amerikaans imperialisme een heilstaat te bouwen.

Rode draad in de roman is de treinreis die hoofdpersoon Hang, Vietnamees gastarbeidster in een Russische textielweverij, naar Moskou maakt. Ze is op weg naar haar zieke oom.

Hangs treinreis geeft Duong niet alleen de mogelijkheid het weinig gelukkige bestaan van haar hoofdpersoon in de Sovjet-Unie te beschrijven, maar biedt ook uitgebreide mogelijkheden tot flashbacks, bijvoorbeeld als het meisje in de trein wegdommelt. Uit de combinatie van flashbacks en fragmenten uit het heden, ontstaat een beeld van teleurstelling en desillusie.

Het communistische paradijs is niet gekomen. Hoge partijfunctionarissen maken misbruik van hun privileges; de armen en machtelozen zijn arm en machteloos gebleven. Alle jaren van verbitterde strijd tegen de Fransen en Amerikanen, alle leed en ellende, lijken voor niets te zijn geweest.

In Roman zonder Titel heeft Duong voor een vergelijkbare structuur gekozen, en uit het boek spreekt een vergelijkbare conclusie. Het is het laatste oorlogsjaar. Quan, commandant van een Noordvietnamese compagnie, krijgt van zijn superieur opdracht om het lot van 1 van hun medestrijders te onderzoeken, van wie gezegd wordt dat hij gek is geworden. Quan moet hem gaan opzoeken in het hospitaal waar hij wordt verpleegd. Hij onderneemt daartoe een lange tocht, door de linies, naar het noorden.

Deze reis is de kapstok waaraan Duong regelmatig gebeurtenissen uit het verleden ophangt. Haar werkwijze is traditioneel, maar effectief. Als Quans soldaten een gibbon hebben geschoten en er soep van koken, moet hij – als hij de sterk op kinderhandjes lijkende apenpootjes ziet drijven – aan de geboorte van zijn jongere broertje denken. Vervolgens schetst Duong een scène uit Quans jeugd, waarna we weer terugkeren in het heden, en we Quan bijna brakend een apenpootje zien afkluiven.

Net als in Blind paradijs spelen voedsel en maaltijden een belangrijke rol in Roman zonder Titel. Ze symboliseren de eeuwige strijd om te overleven, de kameraadschap en gemeenschapszin die daartoe noodzakelijk zijn. Voedsel, het vergaren en bereiden ervan, is een kwestie van leven en dood: dat gegeven komt op allerlei niveaus in het boek naar voren.

Quan is inmiddels 10 jaar in het leger. Hij is 29 jaar, maar al grijzend aan de slapen. Toen hij dienst nam, was hij vol hoop. Hij zag de ellende om zich heen, maar werd er niet door geraakt. ‘Ik zag het terwijl wij, dronken van jeugd, naar een roemvolle toekomst keken: wij waren uitverkorenen voor een grootse taak. (…) Na de oorlog zou ons land het paradijs der mensheid worden, ons volk zou een bijzondere plaats innemen, eer en respect zouden ons deel worden … Dat dachten we en we wendden onze blik af van de tranen der zwakte.’

Maar 10 jaar strijd hebben Quans visie veranderd. De oorlog is nog niet eens afgelopen en de totale mislukking van de communistische heilstaat ligt nog in het verschiet. Maar Quan is cynisch geworden. Hij leest de legerbulletins niet meer. Ooit las hij in de partijkrant over de glorieuze overwinningen aan front B3, tijdens het Tet-offensief van 1968. Hij was op dat front aanwezig geweest, en wist wat er werkelijk gebeurd was.

‘Vanaf die dag begreep ik dat de mensenwereld is vergeven van leugens, dat juist de meest deugdzamen er zonder aarzeling hun toevlucht toe nemen. Sinds die tijd las ik geen kranten meer. Laat staan legerbulletins! Maar ik begreep heel goed de vreugde van anderen, die niet op de hoogte waren, hun enthousiasme over overwinningen, de echte en de valse. Die blindheid schonk hun een uitzonderlijke energie …’

Het is ongetwijfeld geen toeval dat ‘blind’ en ‘paradijs’ ook in Roman zonder Titel sleutelwoorden zijn. Ze vatten de vermorzelde hoop samen, die zowel uit dit boek als zijn voorganger spreken.

Als Quan, na allerlei verwikkelingen, terugkeert aan het front, blijkt opnieuw 1 van zijn strijdmakkers geestelijk ten onder te zijn gegaan aan de oorlogsgruwelen. ’s Nachts, op jacht naar gibbons, heeft hij per ongeluk een kameraad doodgeschoten, een daad die hij niet meer te boven komt. Aan het begin van het boek had de soldaat nog trots beweerd de scherpste ogen van de hele compagnie te hebben. Het is niet de enige illusie waarmee Roman zonder Titel afrekent. – Volkskrant, door Hans Bouman [14.04.95]