Kort nadat in Vietnam de invoering van een nieuwe economische politiek was aangekondigd (de doi moi, ook wel de Vietnamese perestrojka genoemd), publiceerde de in Hanoi woonachtige Nguyen Huy Thiep zijn 1e verhaal, Een generaal met pensioen. Het bracht de gemoederen behoorlijk in beroering.

Velen beschouwden het als een allegorie van de teloorgang van het communisme en de revolutionaire idealen. En Vietnam mag dan, net als China, zijn eigen variant op de perestrojka hebben ingevoerd, de glasnost die er in de voormalige Sovjet-Unie aan voorafging, is er nog ver te zoeken.
Alleen dank zij zijn bekendheid en zijn familierelaties kreeg Thiep geen problemen met de autoriteiten. Maar de hoofdredacteur van het officiële orgaan van de Vietnamese schrijversbond, waarin Thiep naast ‘Een generaal’ nog enkele andere controversiële verhalen publiceerde, werd van zijn functie ontheven. Anders dan het werk van zijn collega Duong Thu Huong, is Thiep’s werk in Vietnam echter vrij te koop, zij het in geringe oplagen.
De delicate positie van kritische kunstenaars in Vietnam verklaart ten dele waarom de 8 verhalen in de bundel Tijgerhart op het 1e gezicht zo’n onschuldige, vrijwel apolitieke indruk maken. In het gewraakte Een generaal met pensioen trekt de gepensioneerde vader van de verteller, na zijn hele leven ‘aan de wapenen en de oorlog’ te hebben gewijd, in bij het gezin van zijn zoon. Klassieke generatieconflicten doemen op. Vader vindt dat zijn schoondochter Thuy zich te veel met een jonge fabrieksarbeider ophoudt en beschuldigt zijn zoon van slapheid wanneer deze niet ingrijpt.
In een andere scène, voor Nederlandse lezers misschien nog schokkender dan voor Vietnamese, ontdekt de generaal dat Thuy dagelijks in een thermosfles foetussen mee naar huis brengt. In een kraamkliniek verricht zij abortussen, de afgedreven vruchten voert zij thuis aan de herdershonden die de familie fokt, de belangrijkste bron van inkomsten. ‘Eerlijk gezegd had ik er altijd van geweten, maar ik had haar laten begaan’, vertrouwt de verteller zijn lezers toe. Thuy geeft de keukenhulp een standje: ‘Waarom heb je ze niet door de vleesmolen gehaald? Waarom heb je het hem zo laten zien?’
Aan het eind van het verhaal vertrekt de generaal op uitnodiging van een collega voor een inspectiereis richting het front (over de oorlog wordt verder met geen woord gerept), waar hij zich in de voorste linies waagt en een heldendood sterft.
Je moet goed tussen de regels door kunnen lezen om in dit verhaal de kritiek op het verval van de communistische idealen te ontdekken. Temeer daar Thiep het in zijn verhaal al voor het einde van de oorlog laat intreden, terwijl de echte corrumpering en desillusie natuurlijk pas in de jaren daarna kwamen. Waarschijnlijk is dit gegoochel met de tijd dan ook vooral bedoeld als rooksluier voor de autoriteiten. Het verhelderende nawoord van Mieke de Vos is dan ook zeker op zijn plaats.
Niet alle verhalen behoeven een nadere verklaring. Het titelverhaal is een somber sprookje over een lelijke jongen die de liefde van een mooi, maar verlamd meisje probeert te winnen. Hij gaat op jacht naar een tijger, uit wiens hart een wondermedicijn zou zijn te winnen. Vele jongemannen, mooier en sterker dan hij, hebben het al eerder geprobeerd, maar zij faalden. 10 van hen zijn omgekomen. Op een dag is er commotie in het dorp: de tijger is dood. Het beest wordt aangetroffen in een ravijn, naast hem ligt de jongen, verminkt en met een gebroken rug. Maar de borst van de tijger blijkt opengespleten en het hart is weg. Gestolen.
De tijger wordt begraven. Niet lang daarna sterven ook de jongen en het meisje. Niemand spreekt meer over het hart van de tijger. ‘Ten slotte vergaten de mensen het. Mensen vergeten uiteindelijk de pijnlijke voorvallen uit hun leven. Want vergeten is onontbeerlijk voor wie wil overleven.’
Die drift tot overleven in een dikwijls onleefbaar lijkende wereld is een telkens terugkerend element in Thiep’s verhalen. ‘We moeten leven, ook al is het leven vol lelijkheid, ellende en pijn’, zegt de hoofdpersoon van het verhaal De loonzagers, terwijl hij probeert zich tegen moeraskoorts te beschermen. ‘Ik hef het glas op het leven dat zoet is en bitter, net als deze drank. (…) Het leven is fantastisch, al is het dan geen cent waard’, aldus 1 van de broers in ‘Er is geen koning’, een soort Vietnamese variant op Ettore Scola’s Brutti, Sporchi e Cattivi. En de bedelaar in Cun, die noodgedwongen een mismaakt kind exploiteert: ‘We proberen allebei in leven te blijven. Net als de worm, net als de krekel, de bij of de mier. De mensen, die leven anders. Waarom toch, Hemel? Wij willen alleen maar leven als iedereen, en dat lukt ons niet.’
De meeste personages in de verhalen van Tijgerhart leven op het randje van de dood en zijn zich daarvan maar al te goed bewust. Dat verklaart hun pragmatische en in westerse ogen dikwijls harteloze houding ten opzichte van hun omgeving. Voor overdreven zachtmoedigheid jegens dieren is in hun wereld bijvoorbeeld geen plaats. Het zout van het bos geeft een (voor mijn weekhartige, westerse gevoel) bijna hartverscheurend verslag van de jacht op een mannetjesaap, die in het gezelschap verkeert van zijn vrouwtje en hun jong. Maar ook menselijk leed wordt in de bundel dikwijls vrij laconiek afgedaan.
In een aantal gevallen is dit gebrek aan mededogen niet te verklaren uit overlevingsdrang en berusting, maar is het een uiting van het morele verval dat door de auteur wordt aangeklaagd. Het geldt voor de foetussen uit ‘Een generaal’, maar ook uit het van weinig respect voor ouderen getuigend gedrag in De laatste druppel bloed en De loonzagers. Traditioneel is (voor)ouderverering een wezenlijk onderdeel van de Vietnamese cultuur. Maar in deze verhalen worden ouderen uitgehongerd, vindt men het zonde veel geld uit te geven aan medicijnen omdat de bejaarde in kwestie toch doodgaat, en wordt reeds op een begrafenis gediscussieerd over wie later het hout van de kist krijgt.
De verhalen gaan niet alleen over de corruptie van communistische en revolutionaire idealen, maar ook over de corruptie van kennis en taal. De laatste druppel bloed is een soort familiesaga over een stamvader, een boer, die zijn nazaten wil laten studeren, zodat ze respect kunnen afdwingen. Maar zijn nageslacht misbruikt de opgedane kennis slechts om macht en rijkdom te vergaren, en schuwt daarbij geen enkel middel.
In De loonzagers, dat door zijn hechte structuur en onderhoudende plot het meest toegankelijk is, constateert iemand: ‘Degene die het lef heeft gehad om dit godverlaten gat Morgenrood te noemen is een schurk en een zwendelaar. Wat de mensen niet aan schuilnamen verzinnen! Een ongezonde, godvergeten uithoek noemen ze doodleuk Toekomst, Morgenrood, Solidariteit! Kroegbazen die er niet voor terugdeinzen om je helemaal uit te schudden, noemen hun zaak Café Populair of Elegance. Kruidenverkopers die zwangere meisjes hun spullen in de maag splitsen om ze aan een abortus te helpen, noemen hun winkeltje doodleuk Wedergeboorte of Verlossing’.
De Vietnamese revolutie eet zijn kinderen niet op, maar aborteert ze en voert ze aan de honden, aldus Thiep. De kameraden kunnen het ermee doen. – Volkskrant, door Hans Bouwman [21.07.95]