Handwerk en handel

Hué, xxvii april ’95

Na een verblijf van 4 dagen verlaat ik het geriefelijke Hué. De stad heeft een aangename grootte en is volgens geometrische richtlijnen opgetrokken. Hierdoor ontstaat een overzichtelijke stad waar de vermoeide reiziger zich na een doolhof als Ho Chi Minh-stad onmiddellijk op vertrouwd terrein waant en na een dag al moeiteloos de weg kan vinden.

Omdat postkaarten schaars zijn, en een beeld van Vietnam laten zien dat verzacht is door de keuze van de fotograaf, heb ik gisteren een filmrolletje gekocht. De gloednieuwe Kodak-expresse ontwikkelcentrale belooft de ingeleverde films in 1,5 uur te ontwikkelen en af te drukken. Met mijn eigen postkaarten laat ik mijn vrienden thuis een fractie van een seconde door mijn lens kijken. Mijn keuze is ook gekleurd. Wat in mijn ogen bijzonder is – de dingen die afwijken van het vertrouwde – prikkelt bij een Vietnamees misschien de geeuwspieren. Ik ben er niet op uit om esthetisch verantwoorde foto’s te maken, maar foto’s die het dagelijkse bestaan weergeven. Beelden van het Vietnam dat zich onbespied waant in plaats van de opgepoetste pose zoals die op de verschoten postkaarten te zien is. Het contrast tussen het leven hier en het leven in Nederland maakt een foto interessant om naar te kijken. Maar ook binnen Vietnam zijn er scherpe contrasten waar te nemen.

Zoals in Nha Trang, bijvoorbeeld, waar aan de strandboulevard een torenhoog luxueus hotel uit de grond werd gestampt door bouwvakkers in lompen. Alle bouwactiviteiten werden met de hand verricht, van het graven van de bouwput tot het omhoog takelen van het beton met een emmer aan een touw. De bouwvakkers zwermden uit over het geraamte van het bouwwerk of stonden te werken op wankele steigers van bamboe. De bouw van het hotel vorderde gestaag, door de niet aflatende werklust van de arbeiders en de lange dagen die zij maakten.

De rode bakstenen voor de spouwmuren komen van ver. Waar de samenstelling van de grond geschikt is, staan steenbakkerijen aan het water. Stuk voor stuk worden de stenen geschept, met de hand gevormd en in de zon te drogen gelegd. Hetzelfde geldt voor de briketten waarmee de steenovens gestookt worden. De brandstof wordt als kolengruis aangevoerd, met water aangelengd tot een stevig gitzwart beslag, gevormd en gedroogd. De kleistenen worden samen met de briketten op elkaar gestapeld in de vorm van een massief huis. Op iedere 3 kleistenen is 1 briket nodig. Als alles op zijn plaats ligt, wordt het bouwsel in brand gestoken, om vervolgens nog 3 dagen na te gloeien. Het arbeidsintensieve karakter van het werk vormt geen enkel beletsel voor de enorme productiviteit.

Hanoi, xxix april ’95

Het Deense stel, waarmee ik de coupé deel in de nachttrein van Hué naar Hanoi, houdt bijna 16 uur lang elkaars handen vast. Onophoudelijk spelen zij Yahtzee, zonder acht te slaan op het schilderachtige landschap, de dorpen en mensen.

In januari vertrok de jongen naar Australië en 2 weken geleden voegde zijn vriendin zich bij hem, in Vietnam. Samen reizen zij naar – ‘doen zij’, zoals zij het zelf noemen – Thailand en Indonesië. Het meisje leest in de Lonely Planet over de cultuur en politiek van Indonesië. In haar ogen is een globetrotter kennelijk iemand die met 1 been in het ene land staat en met de voet van het andere been alvast de grond van het volgende land aftast. Een dergelijke spagaat maakt het onmogelijk om van 1 van beide landen een memorabele indruk te krijgen. Zij beroepen zich erop dat zij beide landen ‘hebben gedaan’, maar het enige tastbare bewijs daarvan zijn de visa in hun paspoorten.

Via een smal steegje, enkele betonnen trappen en een loshangende wenteltrap bereik ik mijn hotelkamer. Het kleine raam in mijn kamer biedt uitzicht op een bouwsteiger. Dag en nacht wordt er doorgewerkt om op het aangrenzende pand een extra verdieping te bouwen. Om de nieuwsgierige blikken van de bouwvakkers te weren blindeer ik het raam met een sarong.

Mijn kamer is smal en hoog. Aan het plafond wentelt de ventilator de warme lucht in het rond en de airco bromt alleen voor de vorm. De wanden van de kamer zijn vochtig en schimmel schemert door de witte muurverf. Om de airco geluid te laten maken moet ik een hendel overhalen. Terwijl de blauwe vonken in het rond vliegen voel ik mij een beul die de elektrische stoel bedient. De afvoer van de wastafel houdt vlak boven de badkamervloer op, zodat ik na het tandenpoetsen mijn voeten moet wassen. De stortbak van het toilet is lek, waardoor het water eindeloos blijft stromen. De zware geur van vochtig mos, het stromende water en het ruisen van de ventilator wekt de illusie van een verlaten bos. Mijn kamer is een oase van rust in hartje Hanoi.

Sommige vrouwen in Hanoi hebben een haardracht die ik in het zuiden nergens ben tegengekomen. Precies in het midden hebben zij hun halflange haar in een scheiding gekamd en in 2 staartjes samengebonden die stijf van hun hoofd af staan. Anderen hebben eenzelfde scheiding in hun lange haar dat in 2 dikke vlechten langs hun borsten ligt. Zij lijken zo van de vroegere propaganda affiches te zijn afgestapt. Gekleed in een mosgroen uniform vormen zij de voorhoede van de nieuwe generatie communisten. Met hun hoofden fier geheven en een koppige, arrogante blik in hun ogen ontkennen zij de ontwikkelingen die ook tot Hanoi zijn doorgedrongen.

Ook in Hanoi zijn dankzij de doi moi de kleinschalige privé-ondernemingen rijkelijk over de straten uitgestrooid. De dozen met Sony televisies en videorecorders staan hoog opgestapeld, kramen behangen met overhemden dwingen passerende voetgangers van het trottoir af te stappen om hun leven te riskeren op het asfalt. Op de drempel van het postkantoor staan geldwisselaars toeristen op te wachten, om hun dongs voor dollars te verruilen. Fruitverkoopsters rekenen per kilo, cyclo-rijders per kilometer. Alles is te koop. De kwaliteit is niet altijd even degelijk. De Chinese fietsen, bijvoorbeeld, zijn licht en breekbaar.

Om niet telkens door cyclo-rijders te worden lastig gevallen huur ik zo nu en dan een fiets. Iedere wandelende toerist is een potentiële klant. Een potentiële goudmijn wanneer de toerist net in Vietnam is gearriveerd en de prijzen nog niet kent. De onervaren toerist die rechtstreeks van het vliegveld komt, maakt geen bezwaren wanneer de cyclo-rijder over zijn kuiten wrijft en met een bedrukt gezicht om 4 dollar vraagt. Als hij zijn onnozelheid volhoudt, kan hij na 10 keer voor hetzelfde geld een splinternieuwe fiets van Chinese makelij kopen. Ik heb zeker al 2 fonkelnieuwe fietsen aan mijn neus voorbij laten gaan.

Inmiddels weet ik beter, voor 1 dollar per dag riskeer ik mijn leven op een gehuurd Chinees lijk. Tijdens iedere fietstocht gaat er wel een onderdeel stuk, – tot nu toe gelukkig nog nooit de remmen …