Sa Pa, v mei ’95
Dubbelgevouwen op een krukje zit ik in de laadruimte van de volgepakte minibus naar Phu Long en wordt geplet tussen de losse bank voor mij en de achterklep. Vanuit Phu Long steek ik vanaf Cat Ba eiland met de veerboot over naar Cat Hay.
In Cat Hay wacht de volgende veerboot, die door het kanaal van de Rode Rivier opstoomt naar Hai Phong. Nadat ik een tijdje in de omgeving van het station van Hai Phong heb rondgehangen vertrekt de trein naar Hanoi. Het is al donker als ik in Hanoi een kaartje voor de trein naar Lai Cau koop.
Ik heb een plaatsbewijs voor een hard-sleeper bemachtigd, een houten plank aan de wand van een open coupé. De plank wekt de suggestie van een bed door de rieten slaapmat die erop ligt. Het gevlochten riet biedt een onderkomen aan bedwantsen, vlooien en luizen, die zich vanuit hun schuilplaats tegoed doen aan mijn bloed. Veel geef ik er niet om, want ik ben te moe om er acht op te slaan. Het maakt mij niets uit of ik door een mug gebeten word of door een luis, jeuken doet het toch wel. De volgende ochtend staat in Lai Cau de minibus naar Sa Pa al met draaiende motor op het perron te wachten.
De weg bestijgt een adembenemend landschap. De bergen ten noorden van Lai Cau schitteren in het roze ochtendlicht.
In 1979 kwam daar het Chinese leger vandaan, om vrijwel de hele stad met de grond gelijk te maken. Al snel stuitte het Chinese offensief op hevige weerstand. Het Vietnamese leger bestond voor een groot deel uit veteranen, die geen enkele moeite hadden om de Chinese opmars tot staan te brengen.
De weg naar Sa Pa is goed, maar smal. Zodra er een tegenligger in de verte opduikt, neemt de chauffeur gas terug. Hij stuurt de bus rakelings langs de bergwand. Als hij daarna weer optrekt, slinger ik in de houten bank heen en weer.
Halverwege Sa Pa rijdt de bus stapvoets door een bocht vol kuilen. Over een afstand van 20 meter is het asfalt weggeslagen. De berm is zwart geblakerd. Verdorde bomen en struiken zijn gerooid en op een hoop gesmeten. 2 weken geleden vervoerde een vrachtwagen een lading dynamiet over deze weg. Van de 16 passagiers die met de vrachtwagen meeliftten had niet 1 de ontploffing overleefd. De stoffelijke resten lagen in de wijde omtrek verspreid. Ter nagedachtenis aan de slachtoffers zijn er kleine altaartjes opgericht, waarop wierook brandt.
Na 3 weken rondreizen heb ik het gevoel dat ik nog geen duizendste van het land heb gezien. Zelfs dat minder dan een duizendste is van een duizelingwekkende diversiteit, die met de scherpste pen niet te beschrijven is. Na het lezen van verschillende boeken en verhalen had ik het idee dat ik een eigen homogeen beeld van het land kon schetsen. Een subjectief beeld weliswaar, ingekleurd door mijn persoonlijke beleving. Maar het land en de mensen laten zich niet vereenvoudigen tot een eenduidig beeld.
De boeken en verhalen die ik las waren slechts een beperkte weergave. Beperkt door geografische bepalingen en rangschikking van tijd. De eenvormigheid van het beeld dat de reizende auteurs schetsten, ontstond door de samenhang van hun taal. De toon en klank van hun taal smeedde de beschreven gebeurtenissen tot een geheel, waardoor zij meer op elkaar leken dan in werkelijkheid het geval was. Met zo’n boek op schoot las ik de verhalen. Verschillende voorvallen konden honderden kilometers van elkaar verwijderd plaatsvinden, terwijl de passages waarin zij beschreven werden op 1 en dezelfde bladzijde in het boek voorkwamen.
Zo worden verschillende bevolkingsgroepen plotseling elkaars buren, doordat de lezer zich – in tegenstelling tot de schrijver – niet fysiek verplaatst. In een adem overbrugt de schrijver honderden kilometers, zonder dat de meereizende lezer door de geleidelijke veranderingen in het landschap en verschuiving van de etnische verhoudingen op het volgende bezoek wordt voorbereid. De geografische verhoudingen zijn totaal zoek; de gebeurtenissen lijken samen te vallen in een gemeenschappelijk landschap, binnen een etnische groep en op dezelfde zonnige namiddag. Dat verklaart de verwarring van de lezer, die in het verhaal een alles omvattend cultuurbeeld van een land meent te herkennen. Terwijl dat beeld in feite incompleet is.
Mijn voorstelling van Vietnam, vormgegeven door de literatuur, documentaires en films, is tot nu toe in niets teleurgesteld. De indrukken die het land bij mij achter laat zijn van een intensiteit die zich niet in woorden laat waarderen.
Een wandeling door een willekeurige straat, om het even in welke stad of welk dorp, doet een beroep op al mijn zintuigen. In een mate die het onmogelijk maakt om de gezamenlijke details als een geheel te beschrijven. Alleen door concentratie op een detail, waarbij ik de indrukken van de andere zintuigen zoveel mogelijk negeer, kan ik een aspect van het dagelijkse leven benoemen. Een totaalbeeld – aan de hand van de som van alle zintuigen – kan alleen worden uitgedrukt in sfeer. Maar gevoel is geen scherpe observator. Daardoor ontstaan beschrijvingen die de lezer in willekeurig welk exotisch land kan plaatsen.
Sa Pa, vi mei ’95
Tijdens mijn wandeling in de omgeving van het dorp stuit ik op een veld met rechthoekige vijvers. Het miezert en mijn broekspijpen worden doornat van het hoge gras dat op de wallen tussen de vijvers groeit. Hier wordt de vis gekweekt die op de markt, spartelend in een blik troebel water, te koop is.
Diep voorover gebogen graait een man gras bij elkaar dat hij vlak boven de grond afsnijdt met een sikkel. Als hij een paar bossen gesneden heeft, komt hij stram overeind en werpt het gras in de vijver achter hem. Zijn vijver ziet er verzorgd uit, de kanten zijn scherp afgestoken en het wateroppervlak is open. Andere vijvers liggen er verwaarloosd bij; de walkanten zijn ingestort en waterhyacinten overwoekeren het wateroppervlak. Ik probeer te zien hoe groot de grazende vissen zijn, maar zij blijven onzichtbaar. Alleen de kringen en kleine kolken in het melkachtige bruine water verraden hun aanwezigheid.
Een andere vijver is leeggelopen, op een paar ondiepe plassen na. 2 kleine meisjes ploeteren met opgestroopte broekspijpen door de modder. Met een gevlochten schaal scheppen zij door de vloeibare modder en laten een grillig ‘slakkenspoor’ na. Als ik vraag wat zij proberen te vangen, gebaren zij lachend dat ik maar moet komen kijken. De modder is te glibberig naar mijn zin en het weer te guur om mijn schoenen uit te trekken. Zij klimmen op de kant en laten de spartelende visjes en zoetwater garnalen zien die zij hebben gevangen.
Een groepje jongens komt in optocht over een wal aan lopen. De voorste jongen houdt een stok voor zich uit. Aan het touw aan de stok hangt iets dat lijkt op de binnenband van een fiets. Het is een onthoofde slang die zij langs de weg hebben gevonden. De stomp aan de kopzijde is al ingedroogd en de vaal bruine en groene huid hangt er in rafels aan. De slang is tijdens het afraspen van zijn oude huid aan het ruwe asfalt verrast door 1 van de sporadisch langs rijdende auto’s. De jongen neemt de slang mee naar huis om op te eten.
Langs het afwateringskanaal word ik staande gehouden, terwijl ik terug loop naar het dorp. De jongen wijst naar mijn camera, op zichzelf en de vijver achter het kanaal. Ik haal mijn camera uit de hoes en stel de afstand in. De jongen trekt wit weg en glimlacht verlegen. Hij strijkt zijn haren plat en trekt zijn katoenen jasje recht. Met zijn handen in zijn middel zet hij zich schrap voor de foto.
Na de foto begeleidt hij mij naar Sa Pa, om zijn Engels te oefenen. Zijn naam is Hunh en de vijver is zijn eigendom. Per jaar levert hem dat 100 kilo vis op, die hij verkoopt op de markt. Aarzelend informeert hij naar mijn leeftijd.
Hunh is 17 jaar, heeft een tenger postuur en laat een vlassnor groeien. Dat hij al getrouwd is en vader van 2 kinderen, verbaast me. Brengt hij een huwelijk en kinderen ter sprake om maar iets te zeggen, omdat hij een dialoog uit zijn lesboekje repeteert? Of …? Ik staar hem ongelovig aan en vraag of hij echt bedoelt wat hij zojuist gezegd heeft. Zich van geen kwaad bewust kijkt hij mij rustig aan; ja, echt waar! Als wij in Sa Pa aankomen schudt hij mij voornaam de hand en rent naar zijn vriendjes op het voetbalveld.