In een aantal recente boeken wordt de Vietnam-oorlog eindelijk eens niet vanuit Amerikaans perspectief geconstrueerd. Een daarvan gaat vergezeld met een Netflix-documentaire.
Mijn Amerikaanse schoonvader verloor zijn beste vriend aan de oorlog in Vietnam. Gino en John waren in de jaren ’60 onafscheidelijk: ambitieus, katholiek, jong getrouwd, allebei 3 kinderen. Ze trokken samen op, in werk en vrije tijd: kerk, avondstudie, weekends rond zwembaden en de geur van geroosterd vlees.
En toen was het ineens gedaan met de vriendschap. Vanwege ‘Vietnam’ radicaliseerde John in een rap tempo. Eind jaren ’60 emigreerde hij met zijn gezin naar Zweden uit weerzin tegen de oorlogsmachine die Amerika volgens hem was geworden, mijn schoonvader in verbijstering achterlatend.
John was niet de enige Amerikaan die Zweden destijds beschouwde als het paradijs op aarde. In Operation Chaos vertelt de Britse schrijver Matthew Sweet (1969) het verhaal van Amerikaanse deserteurs die de hel van Vietnam inwisselden voor de utopie in Scandinavië. Zij werden er welwillend onthaald, met optredens in de media en tijdens demonstraties. De Amerikanen laafden zich aan de losse seksuele moraal – Zweden bleek een land van depressieve mannen en gewillige vrouwen, aldus 1 van hun jaloerse echtgenotes.
Al snel bleek een emigrantenbestaan als anti-oorlogsheld toch tegen te vallen. Zweden was weerbarstig: ongenaakbaar klimaat, afstandelijke bevolking, klinische samenleving. De meeste soldaten hadden zich verenigd in de American Deserters Committee (ADC), een sekteachtige organisatie die gebukt ging onder afsplitsingen en paranoia over mogelijke infiltratie door de CIA. De verwikkelingen rondom deze ADC vormt de kern van het eerste deel van Operation Chaos.
Hersenspoeling en witwassen
Het is een vermakelijk boek: Sweet spoort voormalige deserteurs op en reconstrueert hun doorgaans mislukte levens. Dat valt niet altijd mee; de kern van de ADC raakte na de oorlog in de ban van de Amerikaan Lyndon LaRouche en diens militante organisatie National Caucus of Labor Committees. Opnieuw een sekte, maar heel wat minder onschuldig dan de ADC. LaRouche praktiseerde hersenspoeling en het witwassen van het eigen verleden bij zijn leden.
Sweet verliest zich helaas in details bij de reconstructie van deze krankzinnige organisatie. Hij overtuigt wel in zijn verslag van de rampzalige impact die de oorlog had op de levens van doorsnee Amerikanen. Dat is ook de invalshoek van de Amerikaanse documentairemaker Ken Burns in zijn 10-delige serie over Vietnam, inclusief begeleidend boek. Niet politici of bevelhebbers staan centraal in The Vietnam War, maar mannen en vrouwen in het veld of aan het thuisfront: soldaten en hun familieleden, krijgsgevangenen, diplomaten, journalisten, schrijvers, vluchtelingen, activisten.
Het vernieuwende van de documentaire is dat de vijand van Amerika nadrukkelijk meedoet. Aan de hand van spectaculair archiefmateriaal en interviews met Noord-Vietnamese soldaten wordt het verloop van de strijd ook vanaf ‘de andere kant’ belicht. Amerikaanse soldaten ontroeren op hun beurt met beklemmende verhalen over krijgsgevangenschap, surrealistische veldslagen (het veroveren en meteen weer prijsgeven van heuvels in de jungle, vaak ten koste van veel doden) en doodsangst tijdens het patrouillelopen.
Door steeds van perspectief te veranderen (Hanoi, Saigon, Washington; rijstvelden, jungle, demonstraties) wordt de kijker meegesleurd in een visuele draaikolk die recht doet aan de complexiteit en de intensiteit van de oorlog. De winnaar stond vanaf het begin vast. Communistisch Noord-Vietnam had de wilskracht en het doorzettingsvermogen om het land te verenigen, met inbegrip van het verlies van miljoenen mensenlevens. Zuid-Vietnam, een creatie van Washington en inheemse katholieken en militairen, was corrupt, verdeeld en had een zwak centraal gezag.
Charmante boef, tragisch liefdesleven
Burns en scriptschrijver Geoffrey Ward doen niet aan jingoïsme. Toch kunnen zij de verleiding niet weerstaan te speculeren op een ander verloop van de strijd, een populair Amerikaans tijdverdrijf sinds het einde van de oorlog in 1975. Na de vervanging van bevelhebber William Westmoreland in juni 1968 door de populaire Creighton Abrams luidt de voice-over: ‘Veel soldaten zouden de rest van hun leven geloven dat de uitkomst (van de oorlog) anders was geweest als Abrams eerder was benoemd.’ Een raadselachtige zin. Wie zijn die anoniem opgevoerde soldaten? En wat had Abrams dan anders gedaan? De kracht van de documentaire is juist dat dit soort zinloze speculaties (verder) achterwege blijven.
Dat is helaas niet het geval in The Road Not Taken van historicus Max Boot. De titel is veelzeggend: volgens Boot had de oorlog anders kunnen aflopen als het Amerikaanse establishment had geluisterd naar Edward Lansdale (1908-1987). Deze legendarische geheim agent is geknipt voor een boeiende biografie: charmante boef, plaag voor politici en diplomaten, ontspannen over moord op tegenstanders, tragisch liefdesleven.
Dat Boot hem niet tot leven weet te wekken komt door zijn opzet. Het leven van Lansdale is in The Road Not Taken ondergeschikt aan de overtuiging van de auteur dat Amerikaanse politici en militairen het in Vietnam hebben verknald. Ze dachten lang dat de oorlog kon worden gewonnen met de inzet van overweldigende militaire middelen. Lansdale wist beter: de ideologische strijd, om de hearts and minds van de bevolking, was belangrijker.
Lansdale was midden jaren ’50 een van de eerste ‘adviseurs’ die Washington naar Zuid-Vietnam stuurde om een communistische machtsovername tegen te gaan. Even was hij de juiste man op de juiste plaats: eenzelvige actieheld, bedreven in psychologische oorlogsvoering en het onderhouden van contacten met de inheemse regering. Zijn invloed op de eigenzinnige leider Nho Dinh Diem (1901-1963) was weliswaar groot, maar wordt door Boot ook overschat. Datzelfde geldt voor de levensvatbaarheid en het democratisch potentieel van Zuid-Vietnam.
Amerika’s demonen
Veelzeggend is dat het boek begint met de reconstructie van de coup tegen en de moord op Diem en zijn invloedrijke broer in 1963. Die staatsgreep vond plaats met de expliciete goedkeuring van Washington, Lansdale was er niet bij betrokken. Boot beschouwt het als een keerpunt; de legerleiding die Zuid-Vietnam daarna bestuurde stortte het land in chaos. Hij suggereert dat het anders met de strijd was afgelopen als Diem aan de macht was gebleven, gesouffleerd door Lansdale; een variatie op het eerder genoemde tijdverdrijf ‘hoe Amerika de oorlog had kunnen winnen’.
Boot bevestigt hiermee impliciet een stelling van romancier en Pulitzerprijswinnaar Viet Thanh Nguyen in Nothing Ever Dies, een indringende en originele bundeling essays over de herinnering aan de oorlog. Die was in 1975 nog niet afgelopen (en verloren) of Amerika eiste in de herinnering eraan alsnog de overwinning op. In films, romans, geschiedenisboeken en biografieën werd ‘Vietnam’ gereconstrueerd vanuit een eenzijdig Amerikaans perspectief. De vijand deed er in feite niet toe. Amerika vocht vooral tegen zichzelf, tegen demonen van eigen makelij.
De documentaire van Burns is een geslaagde poging dat beeld recht te zetten. Schitterend vormgegeven, evenwichtig, monumentaal. Verplichte kost voor wie wil weten hoe een oorlog 2 samenlevingen verminkte. ‘Het verschil tussen een sterk land en een zwak land, zelfs als het zwakke land het sterke versloeg,’ schrijft Nguyen in een essay in het begeleidend boek bij de documentaire, ‘wordt bepaald door de wijze waarop die landen in staat zijn hun doden en vermisten te herdenken.’ Dankzij Burns krijgen de doden ook buiten Vietnam een stem. – NRC Handelsblad, door Menno de Galan [16.08.2018]